Wat is er met laag opgeleide vrouwen van 45–55 jaar aan de hand?

In een onderzoek naar de Nederlandse beroepsbevolking op basis van opleidingsniveau ben ik tegen een voor mij onverklaarbare ontwikkeling aangelopen bij de groep laag opgeleide vrouwen in de leeftijd van 45 – 55 jaar. Bij deze groep is sprake van opvallend sterke groei van de bruto arbeidsparticipatie sinds 2001:

Bruto arbeidsparticipatie onder laag-opgeleide vrouwen (voortschrijdend jaargemiddelde), Q1 2001 – Q1 2013. Bron: CBS

Bruto arbeidsparticipatie onder laag-opgeleide vrouwen van 45 – 55 jaar (voortschrijdend jaargemiddelde), Q1 2001 – Q1 2013. Bron: CBS

Een groeiende arbeidsparticipatie onder 45-plussers is natuurlijk niet opvallend, maar dat met name onder oudere, laag-opgeleide vrouwen de arbeidsparticipatie zelfs in de jaren na de financiele crisis nog is gegroeid is op zijn zachtst gezegd opmerkelijk te noemen.

Als we kijken naar de ontwikkeling van de potentiele beroepsbevolking voor laag-opgeleide mannen en vrouwen in de leeftijdscategorie 45 – 55 jaar dan wordt een opvallend verschil zichtbaar:

image

Potentiele beroepsbevolking (* 1.000) van laag-opgeleide mannen en vrouwen van 45 – 55 jaar (voortschrijdend jaargemiddelde), Q1 2001 – Q1 2013. Bron: CBS

Waar de omvang van de potentiele beroepsbevolking onder laag-opgeleide mannnen over de getoonde periode met 16% is afgenomen is dat bij laag-opgeleide vrouwen maar liefst 34%; meer dan het dubbele!

En het meest opvallende

(Niet) beroepsbevolking (* 1.000) laag-opgeleide vrouwen van 45 – 55 jaar (voortschrijdend jaargemiddelde), Q1 2001 – Q1 2013. Bron: CBS

(Niet) beroepsbevolking (* 1.000) laag-opgeleide vrouwen van 45 – 55 jaar (voortschrijdend jaargemiddelde), Q1 2001 – Q1 2013. Bron: CBS

Het aantal laag-opgeleide vrouwen in de beroepsbevolking is nauwelijks veranderd (-4% over de looptijd), maar het aantal dat tot de niet beroepsbevolking wordt gerekend is meer dan gehalveerd (-55%). Wat is hier in hemelsnaam aan de hand?

Na enig gepieker ben ik tot de volgende mogelijkheden gekomen:

  • Massale en uiterst selectieve sterfte onder laag-opgeleide vrouwen van 45 – 55 jaar die tot de niet beroepsbevolking moeten worden gerekend. Volstrekt onwaarschijnlijk.
  • Massale en uiterst selectieve emigratie van deze groep. Volstrekt onwaarschijnlijk, tenzij Wilders hier zeer actief is geweest onder allochtone vrouwen.
  • Massale en uiterst selectieve uitstroom van deze groep naar het leeftijdscohort 55 – 65 jarigen. Wederom, volstrekt onwaarschijnlijk.
  • Massieve rekenfout van het CBS. Bijzonder onwaarschijnlijk.
  • Massale studiedrang van deze groep waardoor ze collectief tot de middelbaar- en hoog opgeleide groep vrouwen zijn gaan behoren. Geen idee of die studiedrang massaal is geweest, maar dit is natuurlijk wel een mogelijkheid.
  • Andere ontwikkelingen?

Maar wat voor andere ontwikkelingen zouden er kunnen zijn die een verklaring vormen voor dit wel zeer bijzondere fenomeen. Of ben ik de enige die hier opgewonden van wordt?

Geef een reactie

4 Comments
    • Andre Engels
      says:

      Nee, dat komt niet overeen met de data. Als er een dergelijke oorzaak was, zou de afname vooral in de crisisjaren een groeiende arbeidsparticipatie moeten zijn – zeg, van circa 2008 tot nu. Maar als je naar de grafieken kijkt, zie je dat de toename juist het snelste is gegaan in de periode 2001-2006 (ongeveer).

  • Andre Engels
    says:

    Ik denk dat dit voornamelijk te maken heeft met het feit dat de vrouwen van 45-55 jaar nu 10 jaar later geboren zijn dan de vrouwen van 45-55 jaar van 10 jaar geleden, dit in combinatie met de tweede feministische golf. De 45-55-jarigen van nu zijn geboren rond 1960, en gingen dus naar middelbare school in de jaren ’70. 10 jaar geleden bestond deze groep uit vrouwen die in de jaren ’60 waren opgegroeid.
    In de jaren ’60 was voor een lager opgeleide vrouw het toekomstperspectief dat ze een tijdje zouden werken tot ze gingen trouwen, en daarna als huismoeder voor man en kinderen gingen zorgen. De vrouwen die in de jaren ’70 opgroeiden waren van tijdens en na de tweede feministische golf, en voor hen was betaald werk een blijvend vooruitzicht. Nog steeds zullen velen van hen gestopt zijn met werken of naar een deeltijdbaan zijn overgestapt toen de kinderen kwamen, maar veel meer met het idee dat dat een tijdelijke situatie zou zijn, en dat ze na een aantal jaren weer terug zouden komen. En dat zie je dus terug – deze vrouwen zijn nu terug aan het werk (of in elk geval op zoek naar werk).