Waarschuwing vooraf, dit is een wat technischer stukje. Met begrippen als netto en bruto arbeidsparticipatie, potentiele beroepsbevolking, niet-beroepsbevolking, etc. Dus ben je op zoek naar licht vermaak, lees dan niet verder. Ben je daarentegen oprecht geinteresseerd in de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie naar opleidingsniveau? Dan is dit waarschijnlijk de moeite waard.
In verband met een onderzoek naar de ontwikkeling van onze beroepsbevolking in het komende decennium is de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie een belangrijke factor. Maar hoe kan je een poging doen de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie te bepalen zonder naar het verleden te kijken? Niet dus. En daarom geef ik hier een kijkje naar de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie sinds 2001. Waarbij met name het opleidiingsniveau een belangrijke factor blijkt in de ontwikkeling van de participatie.
Introductie
Eerst even enig technisch gereutel. Aan het einde van deze blog posting is een overzicht van de verschillende termen die in dit stukje worden gebruikt.
Ik heb gekeken naar de ontwikkeling van de bruto arbeidsparticipatie (het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking (15 tot 65j aar) in de potentiële beroepsbevolking) en de netto arbeidsparticipatie (het aandeel van de werkzame beroepsbevolking (15 tot 65jaar) in de potentiële beroepsbevolking). De bruto arbeidsparticipatie zegt dus iets over de mate waarin men wenst te werken, de netto arbeidsparticipatie zegt iets over de kans om daadwerkeljk aan de slag te komen.
Daarbij heb ik een onderscheid gemaakt naar de ontwikkelin van de bruto en netto arbeidsparticipatie naar opleidiingsniveau. Het opleidingsniveau, volgens CBS, is als volgt onderverdeeld:
- Lager onderwijs omvat het gehele basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo en mbo 1 (assistentenopleiding), en hun voorgangers.
- Middelbaar onderwijs omvat de bovenbouw van havo/vwo, mbo 2 (basisberoepsopleiding), mbo 3 (vakopleiding) en mbo 4 (middenkader- en specialistenopleiding), en hun voorgangers.
- Hoger onderwijs omvat hbo- en universitaire opleidingen (of hieraan vergelijkbaar), en hun voorgangers.
Oke, aan de slag.
Ontwikkkeling bruto en netto arbeidsparticipatie
De ontwikkeling van de bruto en netto arbeidsparticipatie voor de totale potentiële beroepsbevolking is als volgt:
Arbeidsparticipatie, voortschrijdend gemiddelde 4 kwartalen, Q1 2001 – Q3 2012. Bron: CBS
De impact van de financiele crisis is duidelijk zichtbaar in zowel de bruto als de netto arbeidsparticipatie. Maar waa de bruto arbeidsparticipatie zich volledig heeft hersteld van de gevolgen van de financiele crisis en vervolgens naar nieuwe hoogstes is gestegen is het verhaal voor de netto arbeidsparticipatie volledig anders. Hier is duidelijk te zien dat sinds het uitbreken van de financiele crisis de participatie in twee fasen is gedaald en op dit moment nog steeds een dalende lijn vertoont.
Met andere woorden, de potentiele beroepsbevolking is sinds de financiele crisis gegroeid terwijl het werkende deel is gekrompen (tot het niveau van Q3 2007). Ziedaar de dubbele reden van de stijgende werkloosheid sinds de financiele crisis.
Maar als we naar de ontwikkeling van de arbeidsparticipatie per opleidingsniveau gaan kijken, wordt het beeld een stuk grimmiger. Althans, voor het lager en middelbaar opgeleide deel van de potentiele beroepsbevolking.
Laag opgeleid
Dit is de ontwikkeling van de bruto en netto arbeidsparticipatie voor het laag opgeleide deel van de potentiële beroepsbevolking:
Arbeidsparticipatie laag opgeleiden, voortschrijdend gemiddelde 4 kwartalen, Q1 2001 – Q3 2012. Bron: CBS
In tegenstelling tot het totaalbeeld is onder laag opgeleiden geen sprake van een toename van de bruto arbeidsparticipatie in vergelijking met het niveau van voor de financiele crisis. De bruto arbeidsparticipatie onder laag opgeleiden is gedaald. Maar de daling van de netto arbeidsparticipatie is aanzienlijk sterker en is ondertussen op een niveau gekomen dat nog maar net boven het dieptepunt van 2005 ligt. Met het vermoeden dat in komende kwartalen dat dieptepunt weleens geevenaard gaat worden. Of erger…
Onder laag opgeleiden is de arbeidsparticipatie verreweg het laagst van alledrie de opleidingsniveaus.
Middelbaar opgeleid
Dit is de ontwikkeling van de bruto en netto arbeidsparticipatie voor het middelbaar opgeleide deel van de potentiële beroepsbevolking:
Arbeidsparticipatie middelbaar opgeleiden, voortschrijdend gemiddelde 4 kwartalen, Q1 2001 – Q3 2012. Bron: CBS
Oke, dit is misschien wel de engste grafiek. Want het lijkt wel alsof de netto arbeidsparticipatie voor middelbaar opgeleiden van een klif af is gevallen. De daling is extreem scherp en gaat in razend tempo naar het dieptepunt van 2004 – 2005 (68,2% tegen 69,1% nu). Dat niet alleen, er is bij middelbaar opgeleiden geen enkel herstel van de netto arbeidsparticipatie te zien na de duikeling na het uitbreken van de financiele crisis. Het is slechts krimp in twee fasen. Waarbij de meest recente krimpfase angstaanjagend scherp is.
De bruto arbeidsparticipatie laat een aanzienlijk rustiger beeld zien, waarbij de arbeidsparticipatie zich echter niet heeft hersteld tot het niveau van voor de financiele crisis. En er is in de meest recente kwartalen een geleidelijke daling van de bruto arbeidsparticipatie te zien.
Hoog opgeleid
Dit is de ontwikkeling van de bruto en netto arbeidsparticipatie voor het hoogopgeleide deel van de potentiële beroepsbevolking:
Arbeidsparticipatie hoog opgeleiden, voortschrijdend gemiddelde 4 kwartalen, Q1 2001 – Q3 2012. Bron: CBS
Op basis van deze grafiek is per direct duidelijk waar de overall stijging van de bruto arbeidsparticipatie vandaan komt. Exclusief van het hoger opgeleide deel van de potentiële beroepsbevolking. Alleen dit deel van de potentiële beroepsbevolking laat zien redelijk robuust te zijn voor schommelingen in onze economie. Sinds 2005 is er een min of meer continue groei van de bruto arbeidsparticipatie te zijn, met enige vertragingen tijdens de twee recessies.
Het beeld van de netto arbeidsparticipatie is wel anders, hier is de impact van de financiele crisis wel duidelijk zichtbaar. Maar waar zowel de laag als de middelbaar opgeleiden in de afgelopen kwartalen een sterke krimp van de netto arbeidsparticipatie laat zien is bij hoog opgeleiden een lichte groei zichtbaar. Overigens staat die groei niet in verhouding tot de groei van de bruto arbeidsparticipatie, waardoor ook onder hoog opgeleiden een groei van de werkloosheid optreedt. Maar de condities voor hoog opgeleiden zijn aanzienlijk gunstiger te noemen.
Onder hoog opgeleiden is de arbeidsparticipatie verreweg het hoogst van alledrie de opleidingsniveaus. De netto arbeidsparticipatie is op dit moment bijna twee keer zo hoog als onder laag opgeleiden.
Slotopmerkingen
De eerste opmerking die kan worden gemaakt is dat leren loont. Hoe hoger de opleiding, des te hoger de bruto en netto arbeidsparticipatie. Maar daarbij dient wel te worden aangetekend dat een middelbaar opleidingsniveau recent fors aan waarde lijkt te hebben ingeboet. De scherpe daling van de netto arbeidsparticipatie in de afgelopen kwartalen doet een angstaanjagende ontwikkeling van de kans op werk onder middelbaar opgeleiden vermoeden. Met als mogelijke verklaring de voortschrijdende en zich versnellende eliminatie van beroepen binnen dit deel van de werkende bevolking.
Deze ontwikkeling doet zich het sterkst voor onder 25 – 35-jarigen waar de netto arbeidsparticipatie ondertussen ver onder het niveau van 2004 – 2005 is gezakt. Maar ook bij 35 – 45-jarigen (op niveau 2004 – 2005) en 45 – 55-jarigen (boven niveau 2004 – 2005) is de daling van de netto arbeidsparticipatie zeer duidelijk zichtbaar. Bij het jongste en oudste deel van de beroepsbevolking is geen enkele sprake van een daling.
Op basis van deze cijfers lijkt zich overigens een soort tweedeling in onze (beroeps)bevolking aan te dienen. Hoog opgeleiden hebben niet alleen een hoge bruto arbeidsparticipatie maar daarbinnen ook een zeer grote en groeiende kans op werk (en daarmee een goed inkomen). Voor middelbaar en laag opgeleiden is de situatie eerder aan het verslechteren, met alle sociale en economische consequenties vandien. Een dergelijke tweedeling is in mijn optiek bijzonder onwenselijk en kan slechts leiden tot sociale onrust en polarisatie.
Verklarende woordenlijst
Hierbij de omschrijvingen volgens CBS:
- Beroepsbevolking. Alle personen tussen de 15 en 65 die ten minste twaalf uur per week (kunnen en willen) werken.
- Bruto arbeidsparticipatie. Het aandeel van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking (15 tot 65j aar) in de potentiële beroepsbevolking.
- Hoger onderwijs omvat hbo- en universitaire opleidingen (of hieraan vergelijkbaar), en hun voorgangers.
- Lager onderwijs omvat het gehele basisonderwijs, het vmbo, de eerste 3 leerjaren van havo/vwo en mbo 1 (assistentenopleiding), en hun voorgangers.
- Middelbaar onderwijs omvat de bovenbouw van havo/vwo, mbo 2 (basisberoepsopleiding), mbo 3 (vakopleiding) en mbo 4 (middenkader- en specialistenopleiding), en hun voorgangers.
- Netto arbeidsparticipatie. Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking (15 tot 65jaar) in de potentiële beroepsbevolking.
- Niet-beroepsbevolking. Alle personen tussen 15-65 jaar die niet of minder dan 12 uur werken en niet op zoek zijn naar werk.
- Potentiële beroepsbevolking. De beroepsbevolking en de niet-beroepsbevolking samen
- Werkzame beroepsbevolking. Alle personen tussen de 15 en 65 die ten minste twaalf uur per werken.
- Werkloze beroepsbevolking. Personen (15 tot 65 jaar) zonder werk, of die met werk voor minder dan twaalf uur per week, die op zoek zijn naar betaald werk voor twaalf uur of meer per week en die daarvoor direct beschikbaar zijn.
Dirk Goossens
says:Tegengif
Marc Drees
says:Bijzonder interessant! Het veranderd overigens niets aan de geschetste situatie tenzij alles gratis wordt
Jeroen
says:Freaky plaatjes. Ronduit freaky.
Sandor
says:Scary……
Marc Drees
says:Eerlijk gezegd maak ik me grote zorgen over wat er in komende jaren staat te gebeuren bij een uitblijvend herstel op de Nederlandse arbeidsmarkt. Zowel onder oudere werkzoekenden als bij middelbaar en lager opgeleide werkzoekenden gaan de problemen zich naar mijn idee verdiepen. En bedenk dan ook nog eens dat de WW aanzienlijk ingekort gaat worden en dat na 6 maanden ieder werk als passend wordt gezien. We gaan een zeer scherpe erosie van de inkomenspositie van deze groepen tegemoet. Goed voor het consumentenvertrouwen en de consumptie…
Dirk Goossens
says:Er staat een miljoen mensen in Nederland in het voorportaal van structurele werkloosheid en relatieve armoede. Als je daarbij bedenkt dat maatschappelijke rust vooral gedijt bij geringe inkomensverschillen, dat de vermogensverschillen in Nederland erg groot zijn en dat de dienstensector groeit, wat ten koste gaat van mensen zonder diploma, dan is consumptie en consumentenvertrouwen misschien wel het minste waar we ons druk over moeten maken. Denk maar niet dat het miljoen onrendabelen ‘nuttig bijstandswerk’ gaat doen. We zullen geen keus hebben en de ene helft van deze massa in moeten huren om ons de andere helft van het lijf te houden.
Annemarie Stel
says:Zelfs mét herstel… Als de stofwolken van de ‘crisis’ zijn gaan liggen, ben ik bang dat een heleboel werk definitief verdwenen zal blijken te zijn. En dat dat onvoorspelbare gevolgen gaat hebben. Ik hoop oprecht dat ik me voor niks zorgen maak.
Marc Drees
says:Je zorgen zijn terecht. De eliminatie van banen gaat onverminderd door net als een groeiende tweedeling in de maatschappij. Heel fijn allemaal…
Arno Bouwens
says:Marc,
Kun je deze cijfers ook nog opsplitsen naar ‘gender’? Ben benieuwd of de daling van de netto arbeidsparticipatie bij middelbaar opgeleiden nog een bijzondere verdeling laat zien.
Marc Drees
says:Ik kan ze opsplitsen naar geslacht en/of leeftijdsgroep. Maar de resultaten van dit soort fijnmazige analyses moet toch echt wachten tot de publicatie van de onderzoeksresultaten.