Gisteren kwam het CBS met de werkloosheidscijfers over mei 2016. En de werkloosheid (volgens nationale definitie) is gedaald van 7,8% in april naar 7,6% in mei. De werkloosheid volgens de ILO-definitie daalde van 6,4% naar 6,3%. Voor meer informatie over de werkloosheidspercentages volgens nationale en ILO-definitie verwijs ik graag naar deze blog posting.
De werkloosheid stond in mei 2015 nog op 8,9%, en daarmee is de werkloosheid in een jaar tijd met 1,3% is afgenomen waarmee we een daling van een fractie meer dan 0,1% per maand gemiddeld kunnen bijschrijven.
Zo ziet de werkloosheidsontwikkeling voor de Nederlandse beroepsbevolking er uit:
Niet-gecorrigeerde (grijs) en gecorrigeerde werkloosheidspercentages, januari 2003 – mei 2016. Bron: CBS, nationale definitie
Hier is goed te zien hoe in de afgelopen 12 maanden de werkloosheid min of meer geleidelijk is gedaald. En hoewel we nog lang niet terug zijn op het niveau van voor de financiële crisis zit er gelukkig wel tempo in de daling. De weg naar een werkloosheid onder de 5% is echter nog behoorlijk lang.
In januari van 2015 zijn we overgestapt op de ILO-definitie van de werkloosheid. Daardoor telt elk minuscuul baantje (vanaf 1 uur per week…) mee, ook al kan je daar op geen enkele manier van rondkomen. En volgens die ILO-definitie ziet de ontwikkeling van het werkloosheidspercentage er zo uit:
Niet-gecorrigeerde (grijs) en gecorrigeerde werkloosheidspercentages, januari 2003 – mei 2016. Bron: CBS, ILO
Net als voor de nationale definitie geldt dat er nog altijd een lange weg is af te leggen om op het werkloosheidsniveau van voor de crisis in 2008 te komen. De daling van de werkloosheid onder de ILO-definitie is wel meer geleidelijk verlopen, waarbij de daling ook eerder inzette, sinds begin 2014.
Werkloosheid onder 45-plus
Ondertussen is ook de werkloosheid onder 45-plussers, de grootste kopzorg van het kabinet en een groot probleem voor werkloze 45-plussers, gelukkig aan het dalen geslagen. Maar nog altijd is er sprake van een zeer hoge werkloosheid onder vrouwelijke werkloze 45-plussers:
Gecorrigeerde werkloosheid onder mannen en vrouwen , 45 – 65 jaar, januari 2003 – mei 2016. Bron: CBS, nationale definitie
Op dit moment is de werkloosheid onder vrouwelijke 45-plussers nog altijd 8,6%. Dar is maar liefst 2,3% hoger dan de werkloosheid onder mannelijke 45-plussers. Een meer dan opvallend verschil waardoor het er op lijkt dat het boegbeeld voor ouderen zich uitsluitend zou moeten richten op het vrouwelijke deel van de werkloze 45-plussers. Tenslotte is de werkloosheid onder de mannelijke grijze duiven (6,3%) lager dan het landelijk gemiddelde van de werkloosheid (7,6%) en nauwelijks hoger dan de 6,1% onder 25- tot 45-jarigen.
Opvallend genoeg is ook bij laatstgenoemde leeftijdsgroep het verschil in werkloosheid tussen mannen en vrouwen zeer aanzienlijk:
Gecorrigeerde werkloosheid onder mannen en vrouwen , 25 – 45 jaar, januari 2003 – mei 2016. Bron: CBS, nationale definitie
Ook hier is het verschil 2,3% en daarmee is het relatief een nog groter gat dan bij de 45-plussers. Misschien kunnen we beter een boegbeeld voor vrouwelijke werkzoekenden installeren want het lijkt er op dat de mannen het wel redden binnen de arbeidsmarkt. Overigens moeten we dan de jongere vrouwen hiervan wel uitsluitend, want die hebben het in het algemeen prima geregeld:
Gecorrigeerde werkloosheid onder mannen en vrouwen , 15 – 25 jaar, januari 2003 – mei 2016. Bron: CBS, nationale definitie