Eerder vandaag publiceerde Ronald Dekker een bijzonder interessante grafiek waarmee de omvang van de flexschil in Nederland in perspectief wordt geplaatst. Hoewel ik op basis van de cijfers van het CBS fors hoger uitkomt (31% versus 27% flexibele schil), is de omvang van de flexschil bepaald niet indrukwekkend te noemen. Dit geldt eens te meer als je bedenkt dat bijna de helft van die schil wordt uitgemaakt door ZZP’ers:
Aandeel flexibele vormen van arbeid in totale aanbod, voortschrijdend jaargemiddelde, Q1 2001 – Q2 2013. Bron: CBS
Voor de scherpogigen is de problematiek van uitzenders ook per direct goed zichtbaar. Voor alle anderen heb ik deze categorie even geisoleerd:
Aandeel uitzenden in totale aanbod, voortschrijdend jaargemiddelde, Q1 2001 – Q2 2013. Bron: CBS
De ontwikkeling vanaf 2008 laat een zeer grote overeenkomst zien met de index die ik in de afgelopen jaren op basis van de 4-wekelijkse ABU-cijfers heb gepubliceerd:
Trendlijn index uitzenduren op basis van ABU, periode 2008 – 2013 (2006 = 100
Waarmee ook maar meteen weer eens duidelijk is geworden dat de ABU cijfers blijkbaar een betrouwbare proxy voor het totale uitendvolume is. Altijd fijn om te weten. En verder is duidelijk dat uitzenden nog altijd een redelijk marginale activiteit is, afgezet tegen het totale aanbod aan arbeid. En dat de overgrote meerderheid van arbeid via vaste contracten verloopt. Het valt dus allemaal nog heel erg mee in ons landje.