Zoals beloofd een tweede deel van mijn boekrecensie van Malcom Galdwell’s Outliers. Deel 1 ging over met name het verkwisten van talent en de 10.000 uur regel. Hierbij is het misschien goed om hier heel kort nog bij stil te staan. Want zoals altijd als een boek een theorie geeft die niet helemaal strookt met ons gevoel zijn er veel mensen die er veel onzin over gaan vertellen.
Gladwell stelt dus niet dat iedereen die 10.000 uur ergens mee bezig is meteen de wereldtop is. Er is wel zoiets als talent, maar hij stelt dat talent maar een beperkte invloed heeft op het eindresultaat. Hij stelt ook dat er zoiets bestaat als voldoende talent. Zo stelt hij dat een IQ van 120 voldoende is om goed op de universiteit te doen, de rest is hard werken. Of je nu een IQ van 120 of 190 hebt maakt dan ineens nog maar heel weinig meer uit. Die 10.000 uur regel is dus niet, zoals door enkele mensen die het boek niet gelezen hebben maar wel commentaar leveren, een regel dat je na 10.000 uur wereldtop bent in alles.
Maar dan het tweede deel van het boek en deze review: cultuur.
Gladwell stelt ook dat cultuur heel erg veel invloed heeft op alles wat wij doen. Niet alleen wat we hebben meegemaakt, maar ook wat onze voorvaderen hebben gedaan, waar ze vandaan komen en wat ze gedaan hebben. Meer dan wij zouden denken. Zo stelt hij was het niet verwonderlijk dat bijvoorbeeld Koreaanse piloten veel meer vliegtuigongelukken veroorzaakte dan bijvoorbeeld Amerikaanse. Waarom? Omdat de ‘power distance’, één van de cultuurdimensies van Hofstede, daar erg hoog is. En daarmee fouten dus wel opgemerkt worden, maar niet aangekaart bij de kaptein en dus ging het mis.
Het klinkt misschien logisch, maar het gaat verder. Er is een reden bijvoorbeeld dat Aziaten al jaren iedereen en alles verslaan op de wiskunde olympiade. Dat heeft niets te maken met talent of aanleg, maar puur met de wens om hard te werken. Daar waar wij in Nederland geloven in een wiskunde knobbel, bestaat die niet. Enkel de wens om uren te besteden aan een probleem en daarmee te leren hoe wiskunde in elkaar zit. Dit komt volgens Gladwell uit het feit dat deze Aziaten uit de rijst teelt komen (maar ik zal deze logica verder niet uitleggen, daarvoor moet je het boek maar komen).
Een ander belangrijk cultuur aspect is rijk en arm. Koren op de molen van de meeste socialisten, maar het is niet zo dat armen minder kansen hebben als wel dat ze zichzelf minder kansen geven. Ze geven hun kinderen ook minder kansen en ook daar zou iets aan gedaan moeten worden. Gladwell haalt hiervoor een onderzoek aan waarin enkele socialogen daadwerkelijk mensen uit verschillende klassen hebben gevolgd op alle plekken waar ze kwamen. Je zou stellen dat er veel verschillende manieren van opvoeden waren, maar uiteindelijk bleken het er maar twee te zijn en die manieren liepen 100% over de lijn van ‘klasse’.
De middle class heeft een houding waarin ze hun kinderen stimuleren en leren omgaan met autoriteit. Ze leren hun kinderen vragen te stellen bij doctoren en leraren. Ze doen hun best kinderen in programma’s te krijgen voor de begaafde (in de US) en ze zijn actief bij het promoten van buitenschoolse activiteiten en het brengen en halen van hun kinderen.
De lower class doet daar niets van. Die laat de kinderen gaan, gelooft alles wat docenten en artsen zeggen en leren hun kinderen niet hoe ze dingen voor elkaar kunnen krijgen. Tevens bieden ze geen stimulerende omgeving aan, wat al vroeg tot grote problemen leidt.
Eén van de onderzoeken was bijvoorbeeld naar het verschil in kennis tussen de klassen op de basisschool. Een uniek onderzoek wordt in het boek hiervoor aangehaald. Wat bleek? Bij de start van het eerste jaar hadden de arme kinderen een hele kleine achterstand. Iets dat makkelijk in te halen was. En dat werd ook gedaan, want op het eind van het eerste jaar liepen beide groepen bijna gelijk. De kinderen werder echter zowel aan het begin van het jaar als aan het eind van het jaar getest, wat het ook mogelijk maakte om te kijken hoeveel de kinderen tijdens de zomervakantie vooruit waren gegaan. En daar kwam het schokkende feit naar boven dat kinderen uit arme gezinnen in de zomervakantie achteruit gingen, terwijl de kinderen van gemiddelde gezinnen zich behoorlijk verbeterde.
Het verschil aan het einde van de basisschool tussen beide groepen was groot. Bijna onoverbrugbaar groot. En het verschil was bijna geheel gemaakt tijdens de zomervakanties. Kinderen van gemiddelde gezinnen worden uitgedaagd, hebben boeken in huis als ze willen lezen en ouders die actief zijn met het opvoeden van hun kroost. Bij armere gezinnen bleek dit niet te gebeuren en alle inhaalslagen op school ten spijt werd het verschil dus enkel groter.
De cultuur waar we vandaan komen is van gigantisch belang in de vraag hoe we ons talent gebruiken. Steeds maar naar het schoolsysteem kijken blijkt dus helemaal niet van groot belang te zijn, het is van veel groter belang om culturele kwesties aan de kaak te kunnen stellen en mensen te helpen met de opvoeding van hun kinderen. Maar ook de culturele achtergrond qua landen en regio’s is van groot belang bij het begrijpen van iemands gedrag en het daarop inspelen.
Het is een zeer summiere samenvatting, hoewel misschien al erg lang van stof. Maar het boek is één van de betere die ik in lange tijd geluisterd heb. Een echte must read voor iedereen die ook maar iets met talenten doet.