In het kader van ’the future of HR’ dit keer een interview met Arjan Heyma van SEO Economisch onderzoek. SEO Economisch onderzoek is gelieerd aan de Universiteit van Amsterdam en doet onafhankelijk toegepast economisch onderzoek in opdracht van overheid en bedrijfsleven. Arjan is onderzoeker en hoofd van de afdeling Arbeid en Kennis.Arjan heeft in 2001 een proefschrift voltooid over uittreding van ouderen uit de arbeidsmarkt en de redenen waarom mensen vroeger willen stoppen met werken. De belangrijkste reden om te willen stoppen met werken is vrije tijd. Je ziet echter ook dat als je de voorwaarden ervoor anders maakt, door bijvoorbeeld de mogelijkheden in te perken, men vaak zonder moeite wel doorwerkt. Wel zie je hier een hele belangrijke tweedeling in de maatschappij tussen hoger opgeleiden en lager opgeleiden. Heel veel hoger opgeleiden willen juist helemaal niet stoppen, ook niet op hun 65e. Ze zijn natuurlijk vaak later op de arbeidsmarkt gekomen en hebben daarnaast vaak veel meer plezier in hun werk dan lager opgeleiden die fysiek zwaar werk hebben gedaan en snakken naar het einde van hun loopbaan.
SEO ziet een aantal belangrijke veranderingen op de arbeidsmarkt, met name hoe de (potentiële) werknemer er in de toekomst uit ziet. Deze zal ouder zijn, hoger opgeleid en vaker niet Nederlands. En niet Nederlands valt uiteen in een tweetal groepen, de ‘allochtonen’ die in Nederland wonen en de ‘expats’. De arbeidsmarkt zal veel internationaler zijn. Hoewel de vergrijzing wel de boventoon voert in de discussies zijn beide andere issues minimaal net zo belangrijk.
Arjan geeft aan dat ondanks dat de vergrijzing zorgt voor heel veel uittreding je niet zal zien dat de gemiddelde leeftijd zal dalen nu de baby boomers uittreden. Zo’n baby boom generatie werkt natuurlijk decennia lang door, maar ook worden er te weinig kinderen geboren om het huidige systeem helemaal in stand te houden. De gemiddelde leeftijd stijgt al enige tijd en ook op de arbeidsmarkt zal deze voorlopig niet dalen, ook al treden er nu veel ouderen uit de komende jaren. Daar moet je natuurlijk wel rekening mee houden, maar het hoeft op zich geen probleem te zijn. Het aantal uittreders zal relatief hoog blijven de komende jaren, maar we hebben in Nederland al veel maatregelen getroffen t.o.v. andere landen, waardoor de problemen op de langere termijn hier relatief meevallen.
Een andere belangrijke trend is de internationalering van de arbeidsmarkt. En dan praten we niet over het aantal allochtonen in Nederland, maar arbeidsmigratie. Hier zitten twee aspecten aan. Ten eerste zie je dat de wereldmarkt steeds internationaler wordt en daar zal een zeer open economie als Nederland veel mee te maken hebben. Omdat ook bedrijven steeds internationaler opereren willen ze ook meer internationale medewerkers hebben. Daarnaast zie je dat de vraag naar betere specialisten ook niet meer ophoud aan de grens. Top specialisten zijn niet zomaar meer te vinden in Nederland en worden dus betrokken uit het buitenland, maar omgekeerd gebeurt dit uiteraard ook. Je ziet dat daarom steeds meer internationale teams op de werkvloer ontstaan en daar moeten bedrijven op inspelen. Een optimale mobiliteit van arbeid geeft nu eenmaal een betere allocatie van arbeid, maar deze trend zal nooit een omvangrijke tombola van werknemers tot gevolg hebben.
Je kan als je kijkt naar de bedrijven die internationale mensen in dienst nemen niet zozeer meer kijken naar een onderscheid tussen groot en klein, meer tussen internationaal en niet internationaal opererende bedrijven. Je ziet dat juist internationaal opererende bedrijven ook veel meer open staan voor internationaal werven, hoewel je binnen die bedrijven wel weer verschillen ziet in omvang. Want juist de kleinere internationaal opererende bedrijven gaan veel minder snel mensen aannemen als op andere manieren samenwerken, in een netwerk organisatie.
Arjan’s persoonlijke visie is dat de hele netwerk economie niet zo’n vlucht zal nemen als sommige mensen beweren. Hij trekt hierbij een vergelijk met het thuiswerken, dat ook niet zo’n vlucht heeft genomen als men jaren geleden had verwacht. Hij ziet het wel als een belangrijke uitbreiding, maar het is niet zo dat iedereen straks ZZP’er is en enkel nog samenwerkt via de laptop. Wel ziet hij dat er waarschijnlijk meer kleinere bedrijfjes zullen ontstaan en dat de verhouding op de arbeidsmarkt, die nu ongeveer 50/50 is (mensen die werken voor grote bedrijven vs mensen die werken voor kleine bedrijven) wel iets zal verschuiven. Waarschijnlijk zullen er in de toekomst iets meer mensen voor kleine bedrijven werken, maar het zal geen aardverschuiving zijn.
Over een grotere toename van ZZP’ers is Arjan sceptisch. ZZP’ers zijn, net als uitzendkrachten, flexibele werknemers. Dat is voor bedrijven erg interessant, maar is ook heel cyclisch, want als het echt goed gaat zie je dat ze de medewerkers toch weer in dienst willen hebben. De trend van ZZP’ers is nog zo relatief nieuw dat als we die doortrekken we een grote kans hebben hem te overdrijven. Hoewel Arjan erkent dat er een verschil is in de machtsverhouding tussen uitzendkracht en ZZP’er en het bedrijf, gelooft hij dat bedrijven toch nog steeds de machtigere partijen zijn. Zeker zolang er alternatieven zijn, zoals mensen uit het buitenland halen, moet je je afvragen of de ZZP’er wel de macht heeft om geheel zelfstandig te blijven. Ook is het heel erg beroeps en sector afhankelijk hoe aantrekkelijk het is voor bedrijven en ZZP’ers om met elkaar zaken te doen.
Een andere belangrijke trend die je momenteel ziet is de behoefte aan een hoger opleidingsniveau. Die trend is er al jaren en je ziet ook steeds meer hoger opgeleiden, hoewel je natuurlijk kan vragen in hoeverre er dan concessies gedaan worden aan de inhoud en specialisme van de opleiding. Hoewel de vraag naar hogere opleidingsniveaus toeneemt is er geen grote verschuiving te zien in de vraag naar lager opgeleide arbeid. We moeten ook niet te krampachtig gaan doen en denken dat er straks geen werk meer is voor die groep. Je ziet wel een verschuiving, maar geen aardverschuiving.
Tot slot wil Arjan nog een belangrijke issue aanhalen over de integratie van allochtonen in het arbeidsproces. De participatiecijfers onder allochtonen zijn nog veel lager dan bij autochtonen, maar die neemt gelukkig wel toe. Bedrijven moeten zich realiseren dat ze de allochtonen heel erg hard nodig hebben en hoewel veel bedrijven het wel inzien, kan er nog wel een tandje bij, ook op MBO en HBO niveau.
Dit interview is eerder gepubliceerd op HRlog