Nieuwsuur berichtte gisteravond over jongeren (20 – 30 jaar) met een burn-out. Het schijnt dat er op dit moment maar liefst 100.000 jongeren met een burn-out thuis zitten. De reden: flexibele arbeidscontracten. De onzekerheid over het hebben en houden van een baan en/of het goochelen met meerdere kleine banen levert een zodanige hoeveelheid stress op dat jongeren uitvallen met burn-out klachten.
Nederland is koploper als het om flexibele arbeidscontracten gaat, maar daarmee lopen we dus in theorie dus ook het grootste risico op uitval als gevolg van onzekerheid. Het leek me interessant om eens te kijken naar de potentiële omvang van het probleem. En waar ga je dan naartoe? Naar de cijfers van het CBS natuurlijk. En daar is een schat aan informatie te vinden. Ik heb voor mijn onderzoekje CBS cijfers over de werkzame beroepsbevolking gebruikt
Over de periode 2001 – 2014 is er sprake van een sterke ‘verdringing’ van vaste banen ten faveure van flexbanen, zoals uit onderstaande grafiek duidelijk wordt:
Arbeidsrelatie werkzame beroepsbevolking 20 – 30-jarigen, voortschrijdend jaargemiddelde, 2001 – 2014. Bon:CBS
Het aandeel van de beroepsbevolking onder 20 – 30-jarigen met een vast contract is in de periode 2001 2014 afgenomen van 82% naar 64%. In 13 jaar is dat aandeel met 18% afgenomen, oftewel met 1,0% – 1,5% per jaar. Dat is dus een zeer scherpe afname, en als als ik naar de trend kijk, lijkt er zelfs sprake te zijn van een versnelling van die afname.
Maar is alle flexibele arbeid even gevoelig voor een risico op burn-out? Geen idee, maar het is goed om eens wat dieper in de verschillende vormen van flexwerk te duiken en te zien hoe dat in de afgelopen jaren is veranderd. En dat geeft het volgende beeld
Procentuele verandering vormen van flexwerk, 2001 – 2014. Bron: CBS
Alle vormen van flexwerk zijn in de afgelopen jaren gegroeid, maar die groei was zeker niet gelijkmatig over deze vormen verdeeld. De grootste vormen van flexibele arbeid zijn zelfstandigheid en een tijdelijk contract met uitzicht op een vaste baan. Hier lijkt me het risico op uitval door burn-out klachten relatief klein. Daarbij neem ik aan dat de keuze voor een leven als zelfstandige uit vrije wil is gedaan en niet op basis van het ontbreken van alternatieven. Tijdelijke contracten met een looptijd van meer dan een jaar betreft een relatief kleine groep, maar daar is wel sprake van een sterke groei. Maar ook hier is de mate van onzekerheid voor de werknemer beperkt te noemen en lijkt niet echt een kandidaat voor een verhoog risico op bun-out.
Uitzendwerk is misschien een ander verhaal, het gaat bij deze groep op dit moment om zo’n 43.000 werknemers (+12 uur per week), in de periode 2001 – 2013 gaat et om een relatief beperkte groei van 36%. Verder zijn er de flexibele vormen oproepcontract op invalbasis (groei van 273%, 34.000 werknemers), tijdelijk, geen vaste uren (groei van 121%, 15.000 werknemers), overig tijdelijk (120% groei, 22.000 werknemers) en vast, maar geen vaste uren (74% groei, 8.5000 werknemers).
Bij elkaar zijn dit zo’n 125.000 personen, en ik kan me niet voorstellen dat er daar maar liefst 100.000 van thuis zitten met een burn-out. Maar in de cijfers van CBS missen de kleinere banen (<12 uur per week). En het zou natuurlijk wel zo kunnen zijn dat met name in deze hoek de meeste pijn zit. Want als je meerdere kleine banen met elkaar moet combineren, en zeker als dit ook nog eens banen zijn zonder een gegarandeerd aantal uren dan kan ik me goed voorstellen dat dit stress geeft. Zeker als je op zoek bent naar zekerheid.
Het lijkt redelijk te veronderstellen dat er een relatie is tussen de mate van flexibiliteit in een arbeidscontract en de mate waarin een jonge (?) werknemer een risico op stress-gerelateerde klachten heeft. Als er meerdere van dit soort arbeidscontracten aangegaan moet worden lijkt het me aannemelijk dat die stress niet afneemt maar eerder toeneemt. Als daarmee de uitval onder jongeren toeneemt lijkt het me een zaak van werkgevers om met oplossingen te komen. Een kwestie van flexibiliteit met een grotere mate van inkomenszekerheid voor de werknemer. Aan het werk!
Rianne de Bruijn
says:Waar ik nieuwsgierig naar ben, is of een aantal sectoren in het bijzonder vertegenwoordigd is als het gaat om het ontslaan van medewerkers zodra het onbepaaldetijdcontract in zicht komt. Veel bedrijven hanteren naar mijn ervaring steeds meer een flexible schil in het personeelsbestand als bewust onderdeel van het ondernemersbeleid om mee te kunnen in de meer en meer fluctuerende vraag van afnemers. Echter, zijn er ook andere verborgen motieven van werkgevers die een rol spelen in deze kwestie waarop ingespeeld kan worden om meer jongeren vaste werkzekerheid te bieden?
En hoe beinvloed het steeds hebben van tijdelijke contracten bij verschillende werkgevers de loopbaanmogelijkheden van de desbetreffende werkende? Is dit tot een bepaald aantal contracten mogelijk meer interessant voor potentiele werkgevers, omdat deze kandidaten meerdere organisaties hebben gezien en daarmee beter best practices kunnen inbrengen, dan medewerkers die al jaren bij de organisatie werken?
Zomaar een aantal vragen die in een afstudeeronderzoek niet zouden misstaan.
Sharon
says:Dank voor deze bijdrage. Ik vind echter wel, dat er veel aannames in dit stuk zijn. En dan vind ik de conclusie beperkt. Als je de aflevering van Nieuwsuur bekijkt en de verhalen aanhoort van de jongeren, die worden geinterviewd is er meer aan de hand.
– arbeidsperspectief van jongeren is nu minder optimistisch dan 10 jaar geleden. Als er geen baan is, omdat de werkgelegenheid in de afgelopen jaren is afgenomen en de match tussen afgestudeerden (willekeurig welk niveau) en de wens van werkgevers niet klopt, dan zou ik hier ook stress van krijgen. Want wat ga je dan doen? vb: in 2008 was er een tekort aan archeologen, want de huizenmarkt was in het begin van dat jaar op de top! Er zou veel gebouwd worden. En dan studeer je af in 2014 en blijkt het tegendeel waar. Wat ga je dan doen met je diploma? En waar kun je aankloppen om hier achter te komen? En hoe speelt het onderwijs hier op in? In mijn beleving NIET.
– doordat bedrijven onder druk staan, als gevolg van de economische recessie is de werkdruk per werknemer toegenomen. Want er kan geen personeelslid bij, want de loonkosten zijn gewoon hoog en niet flexibel. Als jij als jongere op de arbeidsmarkt komt, zonder ervaring en referentie en er wordt van jou geacht, meer te doen, dan in je vermogen ligt en je wordt onvoldoende begeleidt, dan is de stap naar stress heel groot.
– als bedrijven een beleid voeren op de minimum-jeugdschalen, dan weet je als jongere: vanaf mijn 23e lig ik eruit. Leuk perspectief. Waar kom je dan weer aan een baan?
– als je alleen een contract kan krijgen met oproepuren, terwijl je fulltime beschikbaar bent na je opleiding en dus direct afhankelijk bent van je werkgever, die jou wel verplicht ten alle tijden beschikbaar te zijn zonder zekerheid, dan is de verhouding direct zoek. Ik zou daar ook stress van krijgen.
– te lang uitzendkracht zijn, is ook niet hoopgevend. Ik werk zelf al 18 jaar als intermediair en ik streef er altijd naar, om mijn kandidaten meer empowerment mee te geven, dat ze waar ze ‘in control’ kunnen zijn, dat ook zijn. Daarin maak ik echt keuzes in welke opdrachten ik wil invullen en welke niet. Want niet weten, waar je over een half jaar werkt is funest. Dat houd je niet te lang vol, zeker niet, als je hier in niet wordt ondersteund. Vooral voor jongeren, die net op de arbeidsmarkt terecht komen. Want op basis waarvan kunnen zij bedenken hoe het anders kan?
En zo zijn er nog meer oorzaken te benoemen. We laten deze generatie volledig aan haar lot over. Dat mag toch niet gebeuren?