Werkloosheid onveranderd in maart 2023 op 3,5%

Nederlandse vlagVoor de derde maand van het nieuwe jaar is de werkloosheid uitgekomen op 3,5%. Hiermee is er geen verandering ten opzichte van februari 2023 en een stijging van 0,2% ten opzichte van een jaar geleden (maart 2022). De ontwikkeling van de werkloosheid lijkt hiermee te flatlinen. En in tegenstelling tot een ECG is dat een fijne situatie om in te verkeren.

Zeker als je de ontwikkelingen in Nederland en daarbuiten bekijkt, want dan is onzekerheid troef. Na meer dan een decennium kaasschaven is de overheid gedwongen om op allerlei terreinen financiele stutten aan te brengen of anderszins hulp te verschaffen. En een oorlog op de grens van Europa doe letterlijk en figuuurlijk ook een behoorlijke duit in het zakje. Gerommel in de bankensector en bij software toko’s helpt evenmin mee.


Overall werkloosheid
Zo ziet de werkloosheidsontwikkeling voor de Nederlandse beroepsbevolking (15 – 75 jaar) er uit gedurende de laatste 20 jaar:


Gecorrigeerde werkloosheidspercentages, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie

Gecorrigeerde werkloosheidspercentages, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie


Geen enkele verandering aan het einde van de trendlijn laat de stabilisatie van de werkloosheid in maart (naar 3,5%) zien. Miniscule rimpelingen in vrijwel een spiegelgladde vijver.

Overigens is het niet zo dat voor de verschillende leeftijdsgroepen de werkloosheid zich op een gelijke wijze heeft ontwikkeld. Daarom is het wel aardig om eens te kijken naar de onderliggende ontwikkelingen.



Werkloosheid 15 – 25 jarigen
Voor de jongste leeftijdsgroep ziet de werkloosheidsontwikkeling in de laatste 20 jaar er als volgt uit:

Gecorrigeerde werkloosheid, 15 – 25 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie

Gecorrigeerde werkloosheid, 15 – 25 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie


De werkloosheid onder 15 – 25 jarigen blijft vrijwel onveranderd, op 7,9% en daarmee meen stijging van 0,1% in vergelijking met februari. In maart 2022 atond de jeugdwerkloosheid nog op 7,1%. De schommelingen van de jeugdwerkloosheid zijn in het algemeen een stuk groter dan bij de rest van de beroepsbevolking, dus bij een stijging van 0,8% in een jaar tijd hoeven we onze wenkbrauwen niet extra hoog voor op te trekken.

Enkele maanden geleden liet ik de onderstaande grafiek voor de eerste keer zien, met als opmerking dat we een fluwelen revolutie van het vrouwelijk deel van de jeugdige beroepsbevolking aanschouwden. Een paar maanden, en een rollercoaster, later is dat wederom het geval, met een lagere werkloosheid onder vrouwelijke jongeren in vergelijking met het manneijk deel:


Gecorrigeerde werkloosheid naar geslacht, 15 – 25 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie

Gecorrigeerde werkloosheid naar geslacht, 15 – 25 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie


Ondanks recente schommelingen blijft het een feit  dat de werkloosheid onder het jongere vrouwelijke deel (in de periode van januari 2003 tot heden) van de beroepsbevolking sterker is gedaald dan onder het jongere mannelijke deel.



Werkloosheid 25 – 45 jarigen
Voor de middelste leeftijdsgroep ziet de werkloosheidsontwikkeling er de laatste 20 jaar als volgt uit:

Gecorrigeerde werkloosheid, 25 – 45 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie

Gecorrigeerde werkloosheid, 25 – 45 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie


In de eerste drie maanden van 2023 is de werkloosheid onveranderd laag gebleven op 3,0%. En dat is iets hoger in vergelijking met maart 2022 (2,7%), maar nog altijd comfortabel laag vanuit een historisch perspectief.

Werkloosheid 45 – 75 jarigen
Voor de oudste leeftijdsgroep ziet de werkloosheidsontwikkeling er de laatste 20 jaar als volgt uit:

Gecorrigeerde werkloosheid, 45 – 75 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie

Gecorrigeerde werkloosheid, 45 – 75 jaar, januari 2003 – maart 2023. Bron: CBS, nieuwe definitie


De grijze duivenblijven in maart op een ongekend lage werkloosheid van 2,2% staan, net als in februari! Dat is maar liefst 0,2% lager dan in maart 2022. Het is bijna niet voor te stellen dat de werkloosheid zo laag kan zijn. Het oudere deel van de beroepsbevolking rocks, alleen werkgevers weten dat nog in onvoldoende mate. En dat is behoorlijk dom, want de bruto arbeidsparticipatie onder ouderen is ruim 63%. Vergelijk dat eens met de bruto arbeidsparticipatie onder 25- tot 45-jarigen (90%). Dan zit er nog heel wat ruimte bij de oudste leeftijdsgroep, en dat is in een tijd van ongekende tekorten dan weer een klein lichtpuntje. Nu nog eens die leeftijdsbias overwinnen.



Verandering van werkloosheid per leeftijdsgroep
In onderstaande grafiek heb ik de procentuele verandering van de werkloosheid ten opzichte van 2003 (=0%) per leeftijdsgroep weergegeven, op basis van de gecorrigeerde werkloosheid volgens de laatste CBS definitie:

Verandering van de werkloosheid per leeftijdsgroep (2003 = 0), januari 2003 – maart 2023, o.b.v. gecorrigeerde werkloosheid volgens een nieuwe definitie (CBS)

Verandering van de werkloosheid per leeftijdsgroep (2003 = 0), januari 2003 – maart 2023, o.b.v. gecorrigeerde werkloosheid volgens een nieuwe definitie (CBS)


Er is een behoorlijke eensgezindheid tussen de trendlijnen van de 3 leeftijdsgroepen, waarbij er tegelijkertijd (voor een groot deel van de grafiek) er een klein faseverschil is. De trendlijn van de 15 – 25-jarigen begint meestal iets eerder met een stijging dan de andere twee, en hetzelfde geldt voor een daling. Geen opzienbarende ontwikkeling (jongeren vertrekken in het algemeen als eerst tijdens een verslechtering van de arbeidsmarkt, maar worden als eerste weer aangenomen als de situatie verbetert) maar het wordt ook duidelijk weergegeven in de trendlijnen.

Ook interessant, de %verandering van de trendlijn voor jongeren is veel minder sterk dan die bij de andere leeftijdsgroepen; meestal bestaat het beeld dat juist de jongeren het hardst geraakt worden door een crisis terwijl dat in ieder geval in deze grafiek niet blijkt; eerder het tegenovergestelde.

Zo mogelijk nog opvallender; de grijze duiven doen het de laatste jaren extreem goed, en duidelijk beter dan de andere twee leeftijdsgroepen.  Er is een hypothetische verklaring op basis van de arbeidsparticipatie.

  • De bruto arbeidsparticipatie van de grijze duiven is op dit moment ruim 63% en heeft de laatste twintig jaar een min of meer continue groei laten zien, van 50% in 2003 tot 63% nu. Het hoger worden van de pensioenleeftijd speelt hierin een rol natuurlijk. In theorie zit hier nog veel ruimte, maar het kan zijn dat de deelnemers van deze groep daar andere gedachten over hebben, zeker als ze tot het oudere deel behoren.
    Maar als de trend maatgevend is dan is er nog een behoorlijke groei te verwachten. En is er misschien nog extra lucht bij werkende ouderen in part-time?
  • De bruto arbeidsparticipatie van de middengroep staat op 90% en is al jaren zeer hoog.
    Hier valt weinig te halen, met uitzondering van part-timers die misschien bereid gevonden kunnen worden om meer uren per week te gaan werken. Wonderen zijn hier volgens mij niet van te verwachten.
  • De bruto arbeidsparticipatie van de jongeren is 83% en is in 10 jaar tijd met zo´n 7% gegroeid. Maar zit er naar de toekomst toe nog groei in? En hoe zit het met deeltijdwerk onder de huidige werkende jongeren?

Een simpele verklaring is dus dat er meer te halen valt bij de oudjes. Moet ik het zelf uitrekenen of begrijp je dat er dus nog een ferm onbenut potentieel ligt. Vooroordelen zijn een luxe die je je in tijden van krapte niet kunt veroorloven. Acteer daarnaar! O ja, mij hoef je niet te benaderen, maar dat terzijde.

Tot over een maand.

Geef een reactie